Grenzeloos
Verliefd worden op iemand aan de andere kant van de wereld is niet de meest voor de hand liggende optie, maar het helpt een mens wel meer balans te vinden tussen hoofd en hart.
Zal ik bij het begin beginnen? Ik vind het zelf wel een leuk verhaal namelijk. Ik was dus in Peru, drie jaar geleden. Op dag drie zag ik die knappe barman met zijn lange wilde haren voorzichtig naar me kijken. Het was zo'n momentje waarop de aarde even stil bleef staan, de muziek stopte en één seconde oogcontact een eeuwigheid duurde (bah, wat cliché!). Ik heb hem daarna nog een paar keer gezien, op straat of in dezelfde bar, maar versteend van vlinders gebeurde er niks meer dan wat onhandig gezwaai en zenuwachtig gegiechel. En daar bleef het bij.
Tot die ene avond zes maanden later. Twee weken voor vertrek had ik het wel gehad in dat Peruaanse durpie en op het laatste moment werd ik over gehaald toch nog even een biertje te drinken in de stamkroeg. Call it destiny: drie keer raden wie daar was!? Achteraf bleek dat we allebei dezelfde intenties onnodig lang hadden weggestopt, en nu zagen we onze kans schoon. Dus we hadden het leuk (héél leuk), twee weken lang, toen vertrok ik, terug naar Nederland, einde verhaal.
Of toch niet helemaal. Geheel in de trend van 2013 schreven we elkaar ellenlange liefdesbrieven via de Facebook chat. Twee weken na terugkomst had ik alweer een nieuw excuus voorhanden om wederom af te reizen naar Zuid Amerika. Doel: veldwerk voor de masterscriptie. Locatie: La Paz, Bolivia. Duur: vier maanden. Leuke bijkomstigheid: het weerzien met mijn kleine grote liefde. Het contact duurde voort, de vlinders bleven en de reis kwam dichterbij. Tot het toch ineens verminderde, vlak voor vertrek. Dus ik vertrok, klaar voor een self-exploring journey en een beetje heart-broken, dat wel.
Drie weken later uit onverwachte hoek een berichtje: "Morgen, twaalf uur, op het plein. Oh, en sorry als ik een beetje stink". Nou, La Paz kent ik-weet-niet-hoe-veel pleinen, dus ik voorzag een goede grap van mijn grenzeloze liefde. Stiekem ben ik toch gaan kijken op wat ik inschatte als het meest centrale plein van de stad, en inderdaad... Niemand. Eikel. Met mijn ziel onder m'n arm ging ik terug naar het hostel. Omdat ik mezelf natuurlijk niet in bedwang kon houden heb ik twee uur later mezelf overgehaald deze jongen nog een allerlaatste kans te geven. Terug naar het plein, en ja hoor, daar zat 'ie dan. Verstopt in een hoekje waar ik de eerste keer niet langs ben gelopen, onder het stof, met zijn hele hebben en houden in twee tassen aan zijn voeten. Terwijl ik "rustig en cool" de trap af wil lopen neemt een onverklaarbare energie het met me op een loopje en donder ik met mijn gladde All-Stars, zo, hop van de trap af. "Eh... Hola!"
Nu bleek dat de arme man er drie dagen over had gedaan om mij te kunnen zien. Vanuit Cusco naar La Paz, lopend, liftend, kruipend en huilend. Slapend op straat, zich wassend in de rivier en zijn eigen spullen verkopend along the way. Tot er op de hoogvlaktes een taxi stopte: "ik ben al drie keer voorbij gereden, stap nu maar in". Weer een paar kilometer verder. Zo wist hij de reis voort te zetten tot aan de grens, drie uur verwijderd van La Paz. Een kapotte minivan trok zijn aandacht en met dank aan zijn vader (auto-monteur) kon hij het busje met verse vis weer op weg helpen - en mocht zichzelf inladen naast een mand forel. Zo kwam hij aan in El Alto, de immigrantenwijk van La Paz, maar ondertussen was zijn geld op en moest de afdaling naar het centrum van de stad nog gemaakt worden, en wel vóór 12 uur (hello Cinderella!). Dus hielp hij de chauffeur met het uitladen van de vis. En vervolgens de marktvrouw met het verkopen van de vis. Hij kreeg 10 bolivianos fooi en kon daarmee de bus in, net op tijd, en ook al stonk 'ie een uur in de wind - ik was de gelukkigste mens op aarde.