Mooie groene boompies
We zitten in de bus. In zo’n minivan waar veel te veel mensen in gaan en waar te pas en te onpas extra stoeltjes geïnstalleerd zijn. Deze keer zat het busje gelukkig niet vol. Broerlief en ik hadden allebei een mooi plekje aan het raam. Het raampje dat mooi uitkijkt over de afgrond. Die héle diepe afgrond. Niet aan papa en mama vertellen!
Vanuit Celendín rijden we naar Leymebamba. Deze weg is berucht en beroemd om de dodelijke afgronden die het kruist. Verrassend genoeg staan er weinig kruisjes langs de weg: de chauffeurs weten dat de weg niet breed genoeg is voor een tegenligger en daar houden ze gelukkig wel rekening mee door lekker te toeteren voor iedere bocht (echt een opluchting is dat, hè?). Enfin, vanaf 2500m hoogte dalen we af naar 500m, vanuit daar gaan we weer omhoog tot 4000m, en op het hoogtepuntje van de tocht kunnen we 3000m zo naar beneden kijken. Ja, dat leek mij nou een leuk tochtje.
Het is ook leuk, want die slingerweggetjes nemen je zo mee door een scala aan groen dat je je in je wildste dromen niet voor kunt stellen. De vegetatie verandert sneller dan je je trui aan en uit kunt trekken, en nou ja zo’n dal op rechts maakt het gewoon best wel spannend. Dus wij die bus in. Gewapend met een banaan en water zijn we voorbereid op een barre tocht. Nog voordat je instapt krijg je een plastic zakje in je hand gedrukt. “Voor het afval” mompelt de chauffeur. Alle Peruanen giechelen als ze onze verwarde gezichten zien: ik heb nog nooit iemand zich zorgen zien maken over het afval...
Na tien minuten weten we waarvoor de zakjes zijn (we hadden het kunnen raden!): van die bochtjes keert je maag zich om. Ironisch genoeg zitten de twee gigantische gringo’s (mijn broer en ik) met hun neus tegen het raam geplakt, en zijn het de locals die met hun neus in het zakje gestoken zitten. Ja, zo’n ontbijt van chocolade koekjes en cola is misschien niet zo’n goed idee?
Op de voorste rij van het bussie zit een hele familie: papa, mama, twee iets-te-dikke-kindertjes-die-iets-te-veel-chocolade-koekjes-eten-en-sowieso-te-veel-cola-drinken-en-te-weinig-hun-tanden-poetsen-als-ze-überhaubt-al-poetsen-maar-wie-ben-ik-om-te-oordelen, tante en twee teddyberen. Dikkertje #1 is niet bocht-bestendig en vult het ene plastic zakje na de andere. Tussen het braakjes leggen door stopt tante hem nog wat koekjes en cola toe. Want ja, hij heeft honger. Zakje na zakje wordt uit het raam gesmeten en dat mooie groen begint langzaamaan rood-wit-blauw te zien van alle plastic zakjes.
Ik word een beetje moe van dat rondvliegende plastic, and vraag me af of de cola voorraad echt onuitputtelijk is. Als zakje #ontelbaar op het punt staat overboord gesmeten te worden stoot ik een dramatisch "NEEEEEE!" uit. Nou, dat had effect: de hele bus kijkt nu om. Voorzichtig opper ik dat ze de zakjes misschien in een grotere zak kunnen bewaren, en die dan weg kunnen gooien tijdens de uurlijkse plaspauze die de buschauffeur neemt. “Ohja” zegt mama. Tante vraagt wat er aan de hand is, “nou, die Gringa wil niet dat we de zakjes uit het raam gooien. Ze is vast bang dat ze door haar raam weer naar binnen waaien.” “Ohja,” denk ik nu, “niet echt...” Mama geeft het zakje door aan tante en het zakje wordt door het andere raam naar buiten gegooid. “Opgelost!” zegt ze trots. En ze gooit er nog een lege colafles achteraan.
De nagels staan in mijn handpalmen en uit frustratie begin ik maar lekker met mijn knieën tegen de stoel voor mij te duwen, want dat helpt... Ik kijk achterom om mijn frustratie te ventileren op broerlief, maar die zit met geknepen billetjes uit het raam te kijken. Hij vuurt een knipoog mijn kant op en zegt: “Mooi hè?”. Ja, laat ik ook maar weer mijn billetjes samen knijpen en uit het raam kijken en genieten. Genieten van dat mooie groen dat nu nog mooi groen is... “Heel mooi!”